Ik zit in een kroeg, wanneer opeens een half aangeschoten man naar me toe komt en me de volgende vraag stelt: “Stel dat je een munt bent, welke munt zou je dan zijn?” Het is een zeer willekeurige vraag op een zeer willekeurig moment. Maar ik kan het niet loslaten. Want als ik een munt zou zijn, welke munt zou ik dan zijn? Zou ik een twee euro zijn, omdat ik een hart van goud heb? Zou ik een één eurocent zijn, omdat ik onzichtbaar ben en niks waard ben? Zou ik een twintig eurocent zijn, omdat ik er uniek uitzie? Zou ik een tien cent zijn, omdat ik een tien ben? Of juist een vijf cent, omdat ik net geen voldoende ben? Zou ik een één eurostuk zijn, omdat ik me naar buiten toe altijd mooi presenteer, maar me van binnen toch vaak grauw voel? Of zou ik een vijftig cent zijn, die voor van alles en nog wat wordt gebruikt?
Als ik een muntstuk zou zijn, dan zou ik een twee eurocent zijn.
Van alle muntstukken die je kan kiezen, uitgerekend de twee eurocent. Een muntstuk dat vaak op de grond ligt voor een supermarkt, door iemand per ongeluk laten vallen en door de regen en zand vies is geworden en bijna nog minder populair is om op te rapen dan die vieze, natte, zanderige linkerhandschoen die iemand is verloren en er pal naast ligt. Alleen een kleuter zou het uit nieuwsgierigheid of interesse oprapen, om vervolgens door haar moeder te worden teruggefloten en gedwongen wordt het weer terug te leggen, omdat alles wat op de grond ligt immers vies is. Met een beetje geluk raapt de kleuter het even later, ten tijde van een moment van onoplettendheid van de moeder, alsnog op. Anders is het wachten tot de dakloze, de zwerver of misschien zelfs de verkoper van de straatkrant om het op te rapen, omdat die elke twee cent kunnen gebruiken. De twee eurocent bij deze andere buitenbeentjes, die zich ook afvragen wat voor plek ze eigenlijk in de samenleving innemen. Wat een munt.
En toch zou ik een twee eurocent zijn.
Zo’n vergeten en overbodig muntstukje in iemands portemonnee, dat diegene er alleen maar in heeft zitten omdat hij deze een keer als wisselgeld terugkreeg op vakantie in Duitsland, en het vervolgens toch maar heeft bewaard, maar die tussen alle andere munten onnodig ruimte inneemt in verhouding tot de waarde ervan. En naast dat de twee cent overbodig onnodig ruimte inneemt, is het ook nog eens steeds minder bruikbaar en wordt het op steeds minder plekken gewenst. Bijna iedereen is de twee eurocent liever kwijt dan rijk.
En nog altijd zou ik een twee eurocent zijn.
De bel gaat. Snel kijken wie er voor de deur staat. Het is iemand met een bus geld; een collecte. In haastige paniek de portemonnee erbij pakken, om te kijken of nog wat geld kan worden gegeven. Twee euro is te veel, één euro eigenlijk ook al. Maar oh, gelukkig zijn er nog wat centen en dubbele centen. Redders! Helden! Nu hoeft de collectant niet ongemakkelijk weggestuurd te worden zonder geld te hebben gegeven, en hoeft tegelijkertijd ook weer niet te veel geld worden gegeven. Die waardeloze, overbodige muntjes die onnodig ruimte in de portemonnee innemen en nergens meer nuttig voor zijn, zijn tenminste op nog één plek welkom; inzamelingen voor goede doelen.
Waarom zou je eigenlijk een twee eurocent willen zijn?
En daar ga ik dan; van de portemonnee via twee vingers door de gleuf van de collectebus, tussen allemaal lotgenoten. Wat euro’s, maar vooral veel centen. Met z’n allen onderweg naar ergens. Ik weet niet naar waar, het kan overal zijn. Onderweg naar arme landen om daar voor voedsel en medicijnen te zorgen. Onderweg naar ziekenhuizen om artsen te helpen geneesmiddelen voor ernstige ziektes te ontwikkelen. Onderweg naar stichtingen die mensen onderdak willen bieden. Onderweg om te voorkomen dat toekomstige mensen ziek worden. Onderweg om de wereld te verbeteren, hoe klein mijn bijdrage ook is.
Misschien zou iedereen een twee eurocent moeten zijn.
De twee eurocent is aan het uitsterven. Net als de één eurocent is het in onbruik geraakt, is het nergens meer welkom, maar één eurocenten komen zo vaak voor dat je er niet zomaar vanaf komt, in tegenstelling tot de twee cent. En ondanks dat kleine beetje dat ik als twee eurocent bijdraag aan een betere wereld, weet niemand dat ik het heb gedaan; mijn bijdrage daaraan is te klein en achter de schermen. Maar toch zijn er nog steeds mensen die de twee eurocent wel op waarde weten te schatten; numismatici, oftewel verzamelaars van munten. Voor verzamelaars zijn alle munten iets waard en dragen alle munten bij aan de alsmaar groeiende collectie. Het ontbreken van één munt leidt tot een zoektocht naar die munt, naar het vinden van die munt. En als die munt eenmaal is gevonden, dan wordt die goed verzorgd en beschermd, want het is onderdeel van de collectie. Niks vies op straat, niks kleine bijdrage, niks achter de schermen; een leven in de spotlights en vol liefde.
Als ik een munt zou zijn, dan zou ik een twee eurocent zijn; voor veel mensen niet veel waard, onzichtbaar, misschien zelfs overbodig, maar van grote waarde voor de juiste personen voor wie ik iets beteken.
Gerelateerde berichten:
- Will you Mary me? [NL]
- De Illusie van Controle
- Eenzame Schrijver, Anonieme Lezer
- Het Geluid van Afwezigheid
Volgende bericht: Een Pleidooi Tegen Karma
Vorig bericht: Zoektocht naar een Schakelaar
Blijf op de hoogte van nieuwe berichten door te volgen via e-mail, Facebook of Instagram.