Mijn tijd komt nog wel. Ik stap uit de auto. Dit is niet hoe ik wil winnen. Ik kan vandaag de eerste Britse wereldkampioen ooit worden. Maar dit is niet de manier waarop ik dat zou willen. Dus word ik het niet. Einde verhaal. Mijn tijd komt nog wel.
Ik loop naar Juan Manuel. Hij kijkt me verbaasd aan. “Stap in”, zeg ik. “Jij rijdt verder. En jij gaat die wereldtitel pakken. Mijn tijd komt nog wel.” Hij aarzelt geen moment. Hij loopt naar mijn auto, stapt in, en rijdt weg.
Mijn tijd komt nog wel.
Monza, 2 september 1956, Italië. Ik strijd vandaag om het wereldkampioenschap. Mijn tegenstander? Juan Manuel Fangio, mijn Argentijnse teamgenoot en drievoudig wereldkampioen. Het is het tijdperk waarin jaarlijks veel autocoureurs overlijden, zelfs in de koningsklasse van de autosport; de Formule 1. En vandaag kan ik wereldkampioen Formule 1 worden. De race verloopt goed, maar mijn teamgenoot Fangio is op weg naar de titel. Totdat zijn auto na 30 ronden stukgaat.
Mijn tijd komt nog wel. Ik lig ineens tweede, waarmee ik de wereldtitel met één punt verschil kan pakken. Maar op die manier wil ik niet winnen. Ik wil niet winnen omdat iemand anders pech heeft. Zo wil ik geen kampioen worden. Vier ronden nadat Fangio uitvalt, rijd ik de pitstraat in voor mijn pitstop.
Ik rijd niet meer weg. Als ik wil kan ik namelijk mijn auto doorgeven aan een teamgenoot. Dan delen we de punten aan de finish, ieder de helft. Fangio heeft het stuur van me overgenomen en is daarmee op weg naar het kampioenschap. Niemand kan hem meer bedreigen. Alleen ik kan de titel van hem afpakken. Maar dat wil ik niet, niet op deze manier. Fangio wint zijn vierde wereldtitel. Stirling Moss wint de race en eindigt als tweede in het kampioenschap. Ik eindig op de derde plaats in de ranglijst. Mijn tijd komt nog wel.
Juan Manuel Fangio zou in 1957 zijn vijfde en laatste wereldkampioenschap winnen, waarna hij zijn racecarrière beëindigt. Een record dat pas in 2002 door ene Michael Schumacher zou worden geëvenaard, en in 2003 door hem zou worden verbroken. En ik, Peter Collins, mijn naam zal voor altijd onthouden worden. Want mijn tijd komt nog wel.
Nordschleife, 3 augustus 1958, Duitsland. De vorige race, twee weken geleden op Silverstone, heb ik gewonnen. Vandaag worden 15 ronden verreden over het langste en meest gevaarlijke circuit ter wereld. Ik lig tweede achter Tony Brooks, en ik probeer alles om hem in te halen. Maar het gaat fout. Ik verlies de controle over de auto. De Ferrari vliegt de lucht in, en ik vlieg uit de auto. Ik, Peter Collins, zal nooit wereldkampioen worden. Mijn naam zal nooit in de geschiedenisboeken staan. Het enige wat mensen zich zullen herinneren, is hoe ik mijn auto en daarmee mijn wereldkampioenschap aan Fangio heb gegeven.
Nadat ik uit de auto vlieg, knal ik tegen een boom aan.
Onderweg naar het ziekenhuis in Bonn overlijd ik. Fataal hoofdletsel. 26 jaar oud.
Mijn tijd komt nog w…
Voetnoten:
- Koen Vergeer – Pole Position: De 10 grootste wereldkampioenen uit de Formule 1 (2013), p. 50-53. Het hoofdstuk waarin over Collins wordt gesproken kan over slechts één man gaan.. Fangio. Vergeer noemt hierin twee citaten van Collins: “Ik wil Fangio niet verslaan door pech van zijn kant” en “Mijn tijd komt nog wel” (beide p. 51). Op p. 53 refereert Vergeer tijdens een verhaal over de Grand Prix van Duitsland 1957 naar het feit dat Collins een jaar later op dat circuit zal verongelukken, waarbij ook hij spreekt over “zijn tijd komt nog wel”.
Voor een van m’n volgende artikelen heb ik je hulp nodig! Kijk voor meer informatie hier.
Gerelateerde berichten:
Volgende bericht: Post-Amerika [NL]
Vorige bericht: Slecht(s) Mens
Blijf op de hoogte van nieuwe berichten door te volgen via e-mail, Facebook of Instagram.