Normaal gesproken wanneer ik een groep toespreek, begin ik met een stilte. Een lange stilte. Tien seconden. Vijftien seconden. Twintig seconden. Ik kijk dan rond in het publiek, kijk wie daar allemaal zit, kijk welke mensen ik toespreek. En, naarmate de stilte langer duurt, ook zien hoe ze daarop reageren. Naarmate het langer stil is, gaan ze zich ongemakkelijker voelen. Dan gaan ze om zich heen kijken, anderen aankijken. Ongemakkelijk naar elkaar lachen, zich afvragend wanneer die man voor de groep eindelijk gaat beginnen met praten. Dit is als schrijver veel lastiger. Ik zie geen publiek dat ik toespreek, ik kan enkel mezelf zien. En toch gebruik ik graag de stilte, de lange stilte, of de te lange stilte, als opening. Wie zich tijdens een stilte op zijn gemak voelt, heeft de macht over degenen die zich daar niet comfortabel genoeg bij voelen. Totdat het tijd is om de stilte te doorbreken.
De stilte waarmee ik zojuist ben begonnen, kan worden gezien als een metafoor voor het afgelopen jaar, voor het jaar 2020. Ik was in staat deze stilte te doorbreken, maar 2020 is een jaar geweest waarin veel mensen enkel een permanente stilte van zich lieten horen; zij waren niet meer bij machte om hun stilte te doorbreken, en zullen dat ook nooit meer doen. Ze laten een stilte achter, een stilte die alleen wij kunnen doorbreken; door over hen te praten, door hen te herinneren en door aan hen te denken. Wij kunnen hun achtergelaten stilte opvullen met onze eigen teksten over hen. En dit was ook meteen mijn pijnpunt toen ik moest bedenken wat ik in mijn eindejaarsspeech wilde bespreken.
Er valt enorm veel over 2020 te zeggen, maar er is tegelijkertijd al zo veel over het afgelopen jaar gezegd. En alles wat over het afgelopen jaar is gezegd, is door velen al gedaan op een mooie en indrukwekkende manier, een niveau dat ik niet zal kunnen bereiken. Wat zou mijn eigen verhaal dan nog toevoegen aan alles wat er is gezegd? Ik heb immers geen behoefte om alles wat al eens is gezegd te herhalen; nee, als ik iets schrijf, dan moet het iets toevoegen, dan moet het een betekenis hebben, en dan moeten het geen woorden zijn die vanwege hun frequente herhaling hun betekenis hebben verloren.
Ik heb dat eerder dit jaar ook al eens meegemaakt, toen ik over iets ging schrijven waar iedereen al over had geschreven. En ook toen vroeg ik me af wat ik eigenlijk zou kunnen toevoegen aan alle teksten die al met de wereld waren gedeeld. Destijds heb ik ervoor gekozen om dicht bij mezelf te blijven, om vanuit mijn eigen standpunt, mijn eigen positie, iets te delen met de wereld. Ook deze keer heb ik besloten om dat te doen, in de hoop een niche te vinden en nog een tekst te kunnen schrijven die enige vorm van waarde bevat. Of dat is gelukt, is niet aan mij.
Wat 2020 in mijn ogen het meeste heeft laten zien, is hoeveel invloed wij als mensen op elkaar hebben. Hoeveel invloed het gedrag van anderen op ons heeft, en hoeveel invloed ons gedrag op anderen heeft. Het deed me denken aan een citaat uit het nummer Dancing For Rain van de Amerikaanse punkband Rise Against. Daarin zingen ze: “These worlds collide but the distance remains”. Deze werelden botsen, maar de afstand ertussen blijft. 2020 heeft ons, misschien meer dan ooit, gepolariseerd, terwijl wij als mensen juist floreren als we samen iets kunnen opbouwen, als we samenwerken. Samen kunnen we immers meer dan alleen. Ik vind dit een interessant citaat, omdat een botsing juist enkel ontstaat wanneer iets dicht bij elkaar is, maar in dit geval een botsing plaatsvindt vanwege de grote afstand tussen mensen.
Een paar weken geleden las ik voor mijn studie de tekst The Climate of History van Dipesh Chakrabarty. Hij schrijft daar dat mensen slechts op een beperkte manier denken in termen van “species”, in termen van “soorten” (p. 213). Wanneer wij naar dieren kijken, dan zien we verschillende diersoorten die we allemaal in dezelfde categorie scharen. Maar wanneer we naar onszelf kijken, als mens, denken we zelden “ik ben onderdeel van de mensheid”. We zien onszelf niet elke dag als onderdeel van een “species”. Dit gedachtegoed komt niet dagelijks in ons op, komt niet in ons op wanneer we bepaalde keuzes maken.
Keuzes maken. In mijn ogen bevat een quote van Alan Watts een interessant perspectief hierop. Een quote die de Amerikaanse rockband Nothing More gebruikte in hun nummer Gyre, dat tevens het nummer is wat mij introduceerde aan Alan Watts; een Britse spreker en schrijver die Oosterse filosofieën en religies populair heeft gemaakt in de westerse wereld. In het nummer Gyre wordt een opname van een speech van hem gebruikt, waarin hij zegt: “You are something the whole universe is doing, in the same way that a wave is something the whole ocean is doing.” Voor mij betekent dit dat we onderdeel zijn van een groter geheel, dat we invloed hebben op elkaar, maar ook dat we meegaan in een grotere ontwikkeling in het universum.
Laten we deze metafoor eens verder bekijken: stel dat we daadwerkelijk allemaal zijn zoals een golf in een oceaan, stel dat we allemaal meegaan in een grotere ontwikkeling in het universum en eigenlijk weinig invloed op onszelf en onze keuzes hebben, wat stelt ons leven dan nog voor? Wat stellen wij als individu nog voor als we net als een golf in een oceaan zijn? We zijn onherkenbaar tussen andere golven, doen precies hetzelfde als andere golven. En misschien nog belangrijker; zou iemand mij als golf überhaupt missen als er zo veel andere golven zijn? Wat voeg ik nog toe aan deze wereld?
Het is een vraag die velen van ons zichzelf misschien wel gesteld hebben. Op mentaal vlak is 2020 geen makkelijk jaar geweest, een jaar waarin we vooral fysiek gescheiden zijn geweest van elkaar. En een jaar waarin veel onzekerheid is geweest over wat de toekomst brengt, een jaar dat veel verdriet heeft gebracht aan degenen die een dierbare zijn verloren. Een jaar waarin veel mensen gekwantificeerd werden, een nummer werden. Wat stellen we dan nog voor?
Als je jezelf die vraag stelt, en ik kan eerlijk zijn dat ik zeer regelmatig de betekenis van mijn eigen leven afvraag, denk dan nog eens aan de stilte. De stilte waarmee ik begon, die stilte is universeel. Iedereen kan een stilte laten vallen, iedereen kan een stilte achterlaten. Maar ondanks dat het idee van stilte universeel is en tot iedereen toegankelijk is, betekent dit niet dat elke stilte hetzelfde is. De stilte die iemand laat vallen is uniek, is gebonden aan die persoon. Net als dat vriendschap en liefde universeel zijn, maar dat jij op je eigen manier vriendschap en liefde uit. Anderen kunnen ook vriendschap en liefde uiten, kunnen jou vervangen, maar ze kunnen het nooit precies doen op de manier waarop jij het doet. Je bent een golf in de oceaan, gebonden aan alle andere golven, maar toch uniek.
Ik hoop dan ook dat je deze twee dingen onthoudt in 2021. Dat je universele eigenschappen hebt, maar dat je deze op je eigen unieke manier uit. En dat alles wat je doet invloed heeft op anderen; hopelijk een positieve invloed. Ik wens jullie voor 2021 dan ook een mooie stilte, een rustgevende stilte, maar bovenal een tijdelijke stilte. Een stilte die je op elk gewenst moment kan doorbreken met je eigen, unieke stem. Zoals alleen jij dat kan.
Voetnoten:
- Chakrabarty, Dipesh. „The Climate of History: Four Theses.” Critical Inquiry (The University of Chicago Press) 35, nr. 2 (Winter 2009): 197-222
Gerelateerde berichten:
Volgende bericht: 2020: An Open Letter / Zoektocht naar een Schakelaar
Vorige bericht: Het Geluid van Afwezigheid
Blijf op de hoogte van nieuwe berichten door te volgen via e-mail, Facebook of Instagram.